Wendbaarheid en weerbaarheid

Wendbaarheid en weerbaarheid

In deze paragraaf geven wij aan welke instrumenten wij gebruiken om de financiële positie van de gemeente in het oog te houden. Dit vloeit voort uit de financiële stresstests die wij enkele jaren geleden hebben laten uitvoeren om inzicht te krijgen in de kwetsbaarheden van de gemeentefinanciën, gelet op de economische tegenwind in die tijd. aanbevelingen uit de tests betreffen onder andere het versterken van de financiële wendbaarheid en weerbaarheid. Om hier concrete uitvoering aan te geven behandelen wij twee keer per jaar –bij de programmabegroting en bij de jaarstukken- acht deelgebieden die van belang zijn om risico's tegemoet te treden. Het bewust omgaan met deze onderwerpen en hun maatstaven en het benutten van sturingsmogelijkheden is inmiddels een ingeburgerd proces. Ook het Rijk stuurt op gezonde overheidsfinanciën en vraagt een evenredige inspanning van gemeenten met de Wet Houdbare Overheidsfinanciën (wet HOF) die per 1 januari 2014 van kracht is geworden. In die context sturen wij op schuldontwikkeling met de normering die door uw gemeenteraad is vastgesteld.

Sinds 9 juli 2015 geldt een nieuwe regeling (nr. 20-15-0000387198) van het Ministerie van Binnenlandse zaken en Koninkrijkrelaties. Hierin worden een vijftal verplichte kengetallen geïntroduceerd. Voorgeschreven wordt de wijze waarop deze kengetallen dienen te worden vastgesteld en opgenomen in de begroting en het jaarverslag van provincies en gemeenten (BBV). Voor de vijf verplichte kengetallen uit de nieuwe regeling verwijzen we u naar de paragraaf Weerstandsvermogen waarin zij volgens de betreffende regeling dienen te worden opgenomen.

Hierna bespreken wij eerst de maatstaven voor weerbaarheid en vervolgens die voor wendbaarheid.
De stand van zaken en aangetoonde ontwikkelingen laten een voorzichtig positieve ontwikkeling zien.

Weerbaarheid

Weerbaarheid heeft te maken met veerkracht of het vermogen om onverwachte financiële klappen op te vangen en bestand te zijn tegen de impact van bestaande risico’s. Hierna bespreken we vier onderwerpen voor wat betreft hun bijdrage aan de weerbaarheid.

Reservepositie en eigen vermogen

De ratio weerstandsvermogen geeft de mate aan waarin wij in staat zijn om niet-structurele risico’s op te vangen zonder dat het beleid moet worden gewijzigd. De algemene reserve vormt de directe weerstandscapaciteit om risico’s af te dekken. Daarnaast is sprake van indirect weerstandsvermogen in de vorm van onbenutte belastingcapaciteit en de post 'onvoorzien'.
Door middel van actieve risicobeheersing bij het aangaan van financiële en juridische verbintenissen en in de werkprocessen en door zekerheden te stellen bij kredietverstrekking worden bestaande risico's verminderd en nieuwe zoveel mogelijk beperkt. Hiermee werken wij doorlopend aan verhoging van het weerstandsvermogen en doen wij minder beroep op de algemene risicoreserve, hetgeen de weerbaarheid ten goede komt.

De ratio weerstandsvermogen staat op 1,0. In paragraaf 2.2. van deze begroting wordt uitgebreid ingegaan op het weerstandsvermogen.

Naast de algemene reserve zijn ook de programmareserves onderdeel van het eigen vermogen van de gemeente en ligt hierin weerbaarheid besloten. De bestemming van programmareserves kan nog bestuurlijk worden aangepast mocht dit nodig zijn; bijvoorbeeld om in te spelen op een financiële crisissituatie. Dat laatste geldt voor zover er nog geen contractuele verplichtingen zijn aangegaan. Reserves ter dekking van kapitaallasten zijn hiervan uitgezonderd.
In dit licht hebben wij de nota reserves en voorzieningen in 2013 geactualiseerd: de spelregels zorgen voor een afweging met betrekking tot het criterium van weerbaarheid bij het instellen van reserves en de omvang ervan. In bijlage 1 van de programmabegroting vindt u de stand van de reserves.

Grondexploitaties

Net als veel andere steden is Utrecht wat haar grondexploitaties betreft kwetsbaar. Hoe verder inkomsten in de toekomst liggen, des te meer rentekosten en risico's dit met zich meebrengt. Contractuele zekerheden beperken het risico op nog te ontvangen baten, maar 100% zekerheid is niet te geven. Aangezien kosten vóór de baten uitgaan streven we er doorlopend naar om kosten zo laat mogelijk te maken en baten zo spoedig mogelijk te realiseren, maar de sturingsruimte is beperkt. Bij onzekerheid over de mogelijkheid gemaakte kosten terug te verdienen verlagen we het begrote saldo van de betreffende grondexploitatie. Bij een negatieve grondexploitatie leidt dit automatisch tot een voorziening. Daarnaast zijn wij in staat risico's op te vangen door financiële buffers in te bouwen. Naarmate de uitvoeringsfase van plannen vordert en projecten kunnen worden opgeleverd en administratief afgesloten, neemt het relatieve aandeel onderhanden werken af en daarmee ook de financiële risico’s. Het volume onderhanden werk van de binnenstedelijke projecten zal de komende jaren vooral als gevolg van het administratief afsluiten van grondexploitatieprojecten verder afnemen. Het onderhanden werk van Leidsche Rijn zal de komende jaren ook afnemen. Dit doordat de uitgaven afnemen terwijl de inkomsten toenemen. Naar verwachting zullen de gerealiseerde inkomsten vanaf 2018 structureel de uitgaven hebben ingehaald.

Ieder jaar rapporteren wij bij de voorjaarsnota en bij de 2e Berap over de actuele stand en prognoses in het MeerjarenPerspecief van de grondexploitaties Binnenstedelijk, Leidsche Rijn respectievelijk Stationsgebied.
Daarin volgen wij de variabelen die van belang zijn voor de financiële resultaten: programma/projecten, planning, prijs, parameters, projectkosten en programmarisico's (de zes P's). Ook bevatten de peilstokken gevoeligheidsanalyse op basis van verschillende ‘slecht weer’- scenario’s.

Stabiele begroting

Als gevolg van gewijzigde economische omstandigheden, kortingen in het Gemeentefonds en herdefiniëring van gemeentelijke taken, waren wij de afgelopen jaren genoodzaakt tot structurele bezuinigingen. Het is altijd van groot belang dat deze taakstellingen zo snel mogelijk van concrete maatregelen worden voorzien. De situatie ontwikkelt zich in positieve zin. Bij de Voorjaarsnota 2014 waren structurele bezuinigingen opgenomen, te realiseren op de kosten van inkoop, subsidieverstrekking en beleid maken. Daarnaast moesten de bezuiniging via innovatie respectievelijk krimp overhead vanaf 2015 nog gedeeltelijk van maatregelen worden voorzien. In de Voorjaarsnota 2015 is een deel van de overheadtaakstelling geschrapt. Alle taakstellingen zijn nu vertaald naar de programma- en organisatieonderdelen. Bij de Programmabegroting 2015 en de Voorjaarsnota 2015 zijn de besluiten hierover aan u voorgelegd. Er zijn geen nieuwe nog in te vullen bezuinigingen bij gekomen. Wij hebben ons grondig voorbereid op de veranderingen als gevolg van de decentralisaties in het sociale domein. Voor de nieuwe taken zijn uitvoeringsnota’s vastgesteld. Onderdeel daarvan is het risicofonds decentralisaties.

Financieel evenwicht

Financieel evenwicht is één van de voornaamste criteria waarop de Provincie onze begroting beoordeelt. Tot 2014 was het criterium voor financieel evenwicht een ‘sluitende begroting’. Dit houdt in dat de structurele lasten financieel gedekt zijn met structurele baten en dat de begroting over een periode van vier jaar geen tekorten bevat.
Sinds 2014 is het nieuwe landelijke gemeenschappelijk toezichtskader ‘Kwestie van evenwicht’ van kracht. Het nieuwe criterium is ‘structureel en reëel evenwicht’. Dit houdt in dat de Provincie toetst op kwaliteit en plausibiliteit van de begroting en meerjarenraming, waarbij het realiteitsgehalte en de volledigheid van de geraamde lasten en baten worden getoetst. Op basis van de meerjarenbegroting 2015-2018 heeft de Provincie besloten om de Gemeente Utrecht te plaatsen onder terughouden (repressief) toezicht. Dit betekent dat aan de provinciale toetsingscriteria voor financieel evenwicht is voldaan. Bij Voorjaarsnota 2015 hebben wij voor de jaren 2016-2019 een sluitend meerjarig beeld vastgesteld. Wij verwachten ook dit jaar aan de toetsingscriteria van de Provincie te voldoen.

Wendbaarheid

Wendbaarheid heeft te maken met hoe flexibel we zijn in onze begroting en bedrijfsvoering om snel te kunnen inspelen op de actualiteit. Ondanks een begrotingstotaal van meer dan anderhalf miljard euro zijn de bestedingen slechts voor een relatief beperkt deel beïnvloedbaar. Belangrijke reden is de omvang van de wettelijke taken en een relatief klein eigen belastinggebied*)1. Hierna bespreken we vier onderwerpen die van belang zijn voor de financiële wendbaarheid.

*)1:In Nederland is slechts 3,4% van alle belastingen opgelegd door gemeenten.

Schuldpositie, vreemd vermogen

Voor een nadere onderbouwing verwijzen wij naar paragraaf 2.4 Financiering van deze Programmabegroting 2016.

Leningen brengen rentelasten met zich mee die drukken op een deel van de exploitatiebegroting. Hoe lager die druk, hoe groter de vrije ruimte en dus hoe wendbaarder de begroting. In 2013 hebben wij onze liquiditeitsprognoses verder verbeterd en heeft uw gemeenteraad een viertal maatstaven voor schuldnormering vastgesteld, namelijk: schuldquote, rentedruk, renterisico en EMU-referentiewaarde.

Netto schuldquote
Als de inkomsten stijgen neemt de mogelijkheid om schulden af te lossen toe. Door verkoop van overtollig geworden gemeentelijk eigendom wat gefinancierd is met vreemd vermogen, kunnen leningen afgelost worden en verbetert de schuldpositie. De maatstaf die wij in Utrecht aanhouden voldoet ruimschoots aan de norm van de VNG.

Renterisico-norm
Op het moment dat nieuwe leningen moeten worden aangetrokken voor herfinanciering of in het geval renteherziening van toepassing is, lopen we renterisico. Door een goede spreiding van de leningenportefeuille houden wij de afhankelijkheid van de rentestand zo klein mogelijk. In Utrecht voldoen wij ruimschoots aan de Fido-norm.

Rentedruk
Naast de huidige rentelasten op bestaande leningen, houden wij veiligheidshalve ook rekening met toekomstige stijging van de rente, herfinanciering en uitbreiding van de leningenportefeuille voor toekomstige investeringen. Met inbegrip van genoemde veiligheidsmarge voldoen wij ruimschoots aan de gangbare maatstaf voor gemeenten.

EMU-referentiewaarde
In Europees verband stuurt het Rijk op beheersing van het begrotingstekort met als macronorm een EMU-saldo van 3% voor Rijk en medeoverheden gezamenlijk. Ondanks dat er deze regeringsperiode geen norm geldt voor individuele gemeenten en ook geen sanctie voor de gemeenten als totaal, hebben wij de EMU-referentiewaarde voor Utrecht verhoudingsgewijs vastgesteld. Op basis van de liquiditeitsprognose en de daaruit voortvloeiende schuld voldoet Utrecht bij ongewijzigd beleid vanaf 2016 structureel aan de referentiewaarde en zal in de jaren daarna zelfs verder verbeteren.

Bedrijfsvoering

De manier waarop wij werken aan de organisatie is beschreven in paragraaf 2.5 van deze Programmabegroting 2016. Wendbaarheid is een belangrijke doelstelling, zowel voor de werkprocessen, als voor de informatievoorziening en de inzetbaarheid van de medewerkers. Om de personele bezetting mee te laten bewegen met de benodigde capaciteit is flexibiliteit in de bedrijfsvoering nodig. Bij nieuwe aanstellingen maken we gebruik van contracten voor bepaalde duur, hetgeen de wendbaarheid ten goede komt. Daarnaast verkennen we nieuwe vormen van flexibiliteit door deze niet alleen af te meten aan de duur van de contracten maar door de flexibele inzet van medewerkers te bevorderen via innovaties in HRM-beleid. Een voorbeeld hiervan zijn de interne flex-pools.

Meerjarig onderhoud kapitaalgoederen

Toereikende onderhoudsbudgetten zorgen ervoor dat wij als gemeente financieel in staat zijn om onze kapitaalgoederen op een aanvaardbaar niveau te onderhouden. Waar sprake is van oplopend achterstallig onderhoud geeft dit op termijn extra herstelkosten. Bij onze aanpak in de openbare ruimte staan veiligheid, bereikbaarheid van de stad en het economisch belang altijd voorop. Wij continueren de aanpak in 2016 waarbij we achterstallig onderhoud weg werken. Het actuele meerjaren onderhoudsprogramma staat beschreven in de nota Onderhoud Kapitaalgoederen 2016-2019 ‘Buiten gewoon op orde’.

Bij het vastgoed hebben wij met behulp van een gestandaardiseerd systeem en op basis van recente inspectieresultaten de onderhoudsprognose voor het grootste deel in beeld gebracht. Op basis hiervan verwachten wij het vastgoed op het door uw gemeenteraad vastgesteld niveau te kunnen onderhouden. Door onderhoudsplanningen goed op elkaar af te stemmen, slim aan te besteden en te kiezen voor duurzaamheid beogen wij de efficiënte inzet en optimale benutting van de beschikbare onderhoudsbudgetten nog verder te verbeteren.

Het onderhoud van de kapitaalgoederen op basis van de actuele meerjaren onderhoudsprogramma’s lichten wij toe in paragraaf 2.3 van deze programmabegroting. De meerjaren nota’s betreffen de nota Onderhoud Kapitaalgoederen 2016-2019 ‘Buiten gewoon op orde’ respectievelijk Nota Onderhoud 2015-2018 Maatschappelijk Vastgoed en het Meerjarenprogramma Utrechts Vastgoed,

Lokale lasten

Hoe hoger de lasten, hoe minder mogelijkheden een gemeente heeft voor verdere verhoging, hetgeen van invloed is op de wendbaarheid van de begroting. Utrecht is ten opzichte van 2013 met de hoogte van de lokale lasten in de rangorde van de 35 grootste gemeenten gedaald (=minder duur). De mogelijkheid om de lasten te verhogen wordt deels bepaald door de landelijke macronorm voor onroerende-zaakbelasting en deels door politiek inhoudelijke afwegingen. Ook de mate waarin leges en retributies kostendekkend zijn kan een rol spelen.