Weerstandsvermogen en risicobeheersing

Weerstandsvermogen en risicobeheersing

Risicomanagement is het geheel aan activiteiten en maatregelen gericht op het expliciet en systematisch omgaan met en het beheersen van risico’s. Een risico is een onzekere gebeurtenis met (gewenste of ongewenste) gevolgen voor de gemeente. Deze gevolgen kunnen beleidsmatig en/of financieel zijn. Bij het weerstandsvermogen ligt de focus op de financiële gevolgen van risico’s. Het is een maatstaf voor de mate waarin de gemeente in staat is om de gevolgen van risico’s op te vangen zonder dat het beleid of de uitvoering daarvan in gevaar komt. Het weerstandsvermogen is afhankelijk van de beschikbare weerstandscapaciteit (hoeveel niet bestemde middelen zijn er beschikbaar) en de benodigde weerstandscapaciteit (hoeveel middelen zijn nodig om alle risico’s op te kunnen vangen). Aan de hand van deze grootheden bepalen wij het weerstandsvermogen.

Voordat we uitvoeriger ingaan op de beschikbare en benodigde weerstandscapaciteit presenteren we hieronder het weerstandsvermogen zoals berekend voor de begroting 2016:

Weerstandsvermogen =

Beschikbare weerstandscapaciteit

61,598

1,00

-----------------------------

 =

--------

=

Benodigde weerstandscapaciteit

61,300

Hieruit blijkt dat het weerstandsvermogen uitkomt op 1,00. Het verschil tussen de beschikbare en benodigde weerstandscapaciteit is afgerond 0,3 miljoen euro. Ten opzichte van de Voorjaarsnota 2015 zijn de beschikbare en benodigde weerstandscapaciteit gestegen, respectievelijk met 2,2 miljoen euro en 1,1 miljoen euro. De mutatie van de benodigde weerstandscapaciteit ten opzichte van de Rekening 2014 is niet vergelijkbaar omdat met de besluitvorming van de Voorjaarsnota 2015 is gekozen voor een nieuwe, robuustere manier van berekenen van de benodigde weerstandscapaciteit (zie nota Risicomanagement en Weerstandsvermogen 2015-2018.
Verderop in deze paragraaf worden deze mutaties nader toegelicht.

Beschikbare weerstandscapaciteit

De beschikbare weerstandscapaciteit geeft aan hoeveel middelen beschikbaar zijn om eventuele risico’s op te kunnen vangen. De volgende onderdelen maken deel uit van de beschikbare weerstandscapaciteit:

Beschikbare weerstandscapaciteit

Begroting 2015

Rekening 2014

Begroting 2016

Totaal algemene reserves[1]

52.573

49.458

51.554

Stille reserves

0

0

0

Onbenutte belastingcapaciteit (twee jaar)

6.638

7.884

9.408

Niet ingevulde begrotingsruimte (vier jaar)

0

0

0

Post onvoorzien (vier jaar)

636

636

636

Totaal

59.847

57.978

61.598

Bedragen zijn in duizenden euro’s.

De toename van de beschikbare weerstandscapaciteit ten opzichte van de Voorjaarsnota 2015 komt voornamelijk door een stijging van de onbenutte weerstandscapaciteit. De onbenutte belastingcapaciteit houdt een direct verband met de ontwikkeling van de grondslag van de belasting, de WOZ-waarde. Deze neemt jaarlijks toe, met name door volumeontwikkeling, waardoor de onbenutte belastingcapaciteit van de ozb jaarlijks stijgt. Mede als gevolg hiervan is een toename te zien van ongeveer 0,66 miljoen euro ten opzichte van de rekening 2014. In de berekening van de onbenutte belastingcapaciteit telt dit bedrag twee keer mee. Samen met de ontwikkeling van de onbenutte belastingcapaciteit van de overige belastingen, levert dit een totale toename van de onbenutte belastingcapaciteit op van ongeveer 1,6 miljoen euro. Voor de onbenutte belastingcapaciteit van de onroerendezaakbelastingen is de afgelopen jaren steeds uitgegaan van de macro-norm. De macro-norm bepaalt de maximale verhoging van de opbrengst onroerendezaakbelastingen in Nederland. De macro-norm voor 2016 is nog niet bekend. Er wordt door het Rijk nagedacht om de macro-norm per 2016 te laten vervallen, maar hierover is nog geen besluit genomen. Omdat de onroerendezaakbelasting de meest prominente algemene belasting vormt met sturingsmogelijkheden voor de raad, is toch een onbenutte belastingcapaciteit voor de ozb opgenomen. Deze onbenutte belastingcapaciteit is gelijk aan het verschil tussen de begrote opbrengst ozb 2016 en de opbrengst die kan worden gerealiseerd als de tarieven met de macro-norm worden verhoogd. Daarbij is voor 2016 de macro-norm 2015 aangehouden, omdat dit de laatst is die door het Rijk is vastgesteld.

[1] Deze bedragen sluiten niet aan op het bedrag dat in de balans staat opgenomen onder algemene reserve. Dit wordt veroorzaakt doordat in de beschikbare weerstandscapaciteit de algemene dekkingsreserve niet meetelt en de bedrijfsreserve Stadswerken niet voor de werkelijke stand maar voor de minimumstand meetelt. Voor meer informatie zie de nota Risicomanagement en weerstandsvermogen 2015 – 2018.

Benodigde weerstandscapaciteit

De benodigde weerstandscapaciteit is afhankelijk van de risico’s die onze gemeente loopt. Om die te kunnen bepalen vindt regelmatig een risico-inventarisatie plaats. Hieruit zijn 48 risico’s naar voren gekomen, waarvan twee niet-financiële risico’s. Voor een volledig overzicht verwijzen wij u naar de geheime bijlage die u bij deze begroting heeft ontvangen. In deze paragraaf treft u op hoofdlijnen de belangrijkste uitkomsten. Voor ieder risico wordt een minimale, verwachte en maximale financiële omvang bepaald. Deze inschatting is zoveel als mogelijk bepaald op objectieve gegevens. Indien objectieve gegevens niet voorhanden zijn wordt uitgegaan van ervaringscijfers. Naast de financiële omvang wordt ook de waarschijnlijkheid waarmee risico’s optreden bepaald. Dit percentage geeft de mate aan waarin de verwachte omvang van het risico meetelt voor de benodigde hoogte van het weerstandsvermogen. De uitkomst van deze berekening betreft de bruto benodigde weerstandscapaciteit. Nadat het effect van alle beheersmaatregelen hiervan is afgetrokken ontstaat de netto benodigde weerstandscapaciteit. De netto benodigde weerstandscapaciteit wordt conform de nota Risicomanagement en weerstandsvermogen 2015-2018 aangepast naar de gewenste mate van zekerheid. Deze is bepaald op 90%. De gewenste mate van zekerheid komt tot uiting in de risicosimulatie die wordt uitgevoerd. Deze risicosimulatie is gebaseerd op de Monte Carlo simulatietechniek die algemeen geaccepteerd is in zowel de profit als de non-profit sector. Hierbij wordt op een computer op basis van gegevens over de individuele risico’s (minimale, verwachte en maximale omvang en waarschijnlijkheid) duizenden keren de werkelijkheid nagebootst. Dit leidt tot een grafiek waaruit is af te leiden wat de verwachte impact van de risico’s is in een willekeurig jaar. Voor deze begroting leidt deze exercitie tot een bedrag van 61,3 miljoen euro.

Risicokaart

We delen de geïnventariseerde risico’s in naar urgentie en omvang. Hierdoor ontstaat de onderstaande risicokaart waarin per risicoklasse het aantal risico’s opgenomen staat. Dat doen we zowel voor de situatie vóór en na toepassing van beheersmaatregelen, respectievelijk bruto en netto. Daarom treft u hieronder twee risicokaarten.

Bruto verwachte omvang

Waarschijnlijkheid

Geen financiële gevolgen

< € 250.000

€ 250.000 - € 1.000.000

€ 1.000.000 - € 2.500.000

€ 2.500.000 - € 5.000.000

> € 5.000.000

score

0

1

2

3

4

5

zeer klein

1

0

3

1

3

1

1

klein

2

1

1

6

0

1

3

50/50

3

1

4

0

3

2

5

groot

4

0

1

1

1

0

2

zeer groot

5

0

5

0

0

0

2

De bruto risicokaart geeft alle 48 risico’s weer. De risico’s rechtsonder zijn het meest urgent en omvangrijk. Deze risico’s zijn terug te vinden in de geheime bijlage met een overzicht alle risico’s.

Netto verwachte omvang

Waarschijnlijkheid

Geen financiële gevolgen

< € 250.000

€ 250.000 - € 1.000.000

€ 1.000.000 - € 2.500.000

€ 2.500.000 - € 5.000.000

> € 5.000.000

score

0

1

2

3

4

5

zeer klein

1

0

3

1

4

1

0

klein

2

1

1

6

0

1

3

50/50

3

1

5

1

2

3

3

groot

4

0

1

1

1

0

2

zeer groot

5

0

6

0

0

0

1

De netto risicokaart geeft dezelfde 48 risico’s weer. In deze risicokaart zijn de risico’s echter anders ingedeeld omdat het effect van de beheersmaatregelen hierin is meegenomen. Dit betekent dat er rechtsboven minder risico’s staan dan in de bruto risicokaart. Financieel gezien telt de bruto risicokaart op tot een benodigde weerstandscapaciteit van 103 miljoen euro. Het effect van alle beheersmaatregelen, oftewel het verschil tussen de bruto en netto risicokaart is daarmee 41,7 miljoen euro (103-61,3). Dit bedrag kan gezien worden als profijt van het gevoerde risicomanagement.

Mutaties in risico’s

Ten opzichte van de Voorjaarsnota 2015 zijn de onderstaande risico’s gemuteerd. De mutaties bestaan uit risico’s die zijn gestegen, gedaald of vervallen. Daarnaast zorgen nieuwe risico’s voor mutaties. Hiermee wordt tevens de stijging van de benodigde weerstandscapaciteit verklaard.

Risico

Mutatie benodigde weerstandscapaciteit

Stijgers

1. Herverdeeleffecten binnen het gemeentefonds

+100.000

2. Open einde karakter armoedebeleid

+300.000

3. Garantiegeldleningen sportverenigingen

+100.000

4. Garantiegeldleningen zorginstellingen

+200.000

5. Bekostigd aantal plekken Wsw lager dan werkelijk aantal

Nihil

6. (Geheim risico)

+100.000

Dalers

7. Frictiekosten reorganisatie 2009 MCV

-100.000

8. Ontwikkeling gemeentefonds

-900.000

9. (Geheim risico)

-1.400.000

Nieuw

10. Individueel keuzebudget

+3.000.000

11. Wet datalekken

+1.900.000

Vervallen

12. Renteontwikkeling

-800.000

13. Cultuurhuizen

-100.000

14. Geldlening Memid Investments

-1.000.000

15. (Geheime risico’s)

-300.000

Totale mutatie in benodigde weerstandscapaciteit

+1.100.000

Bedragen zijn in euro’s.

Toelichting

  1. Door de toename van het aantal inwoners is dit risico licht gestegen.
  2. Door autonome ontwikkelingen is het beroep op de bijzondere bijstand, met name het onderdeel beschermingsbewind, toegenomen. In de vernieuwde aanpak armoedebestrijding zijn maatregelen opgenomen om dit risico om te buigen.
  3. De hoogte van dit risico is licht gestegen omdat er in 2015 één nieuwe garantie is afgegeven.
  4. De hoogte van het risico fluctueert afhankelijk van de hoogte en het aantal uitstaande garantiegeldleningen.
  5. In de meicirculaire 2015 is het Wsw budget bijgesteld. Hiermee wijzigt de opbouw van het risico en is de omvang licht gestegen. Daarnaast wordt het effect van de maatregelen lager naarmate er minder tijdelijke contracten zijn.
  6. Dit betreft een geheim risico en wordt toegelicht in de geheime bijlage.
  7. De daling van het risico is het gevolg van de aflopende termijn van de WW-duur, deze is gemaximeerd. Ieder jaar dat er voorbij gaat en er WW wordt uitgekeerd, neemt het recht op toekomende WW af. Daarnaast is er 1 voormalig personeelslid weer aan het werk waardoor er geen WW aanspraak meer is.
  8. De waarschijnlijkheid waarmee het risico optreedt is gedaald van 95% naar 75%. De daling van de waarschijnlijkheid wordt veroorzaakt door de verbeterde economische situatie.
  9. Dit betreft een geheim risico en wordt toegelicht in de geheime bijlage.
  10. Het individueel keuzebudget voor gemeentepersoneel wordt per 1 januari 2017 ingevoerd. Dit IKB wordt o.a. gevoed vanuit de vakantie-uitkering. Hierbij ontstaat mogelijk de complicatie dat bij de invoering een voorziening voor 7 maanden extra moet worden geregeld, omdat het oude vakantiegeld niet per kalenderjaar liep maar steeds in mei van het jaar werd uitbetaald. Het risico is berekend op een bedrag van incidenteel 8 miljoen euro voor het gemeentelijke personeel en 0,25 miljoen euro voor het personeel bij de gemeenschappelijke regelingen waar Utrecht in deelneemt.
  11. De wet ‘meldplicht datalekken’ bepaalt dat de verantwoordelijke bij een datalek boeteplichtig is, waarbij kans is op verlies of onrechtmatige verwerking van persoonsgegevens. Het risico is de afgelopen jaren sterk toegenomen vanwege de ontwikkeling van de digitalisering, terwijl de volwassenheid van de informatiebeveiliging onvoldoende meegroeit. De gemeentelijke aanpak is erop gericht om volwassenheid van de informatiebeveiliging op niveau 3 aantoonbaar te maken conform BIG-principes.
  12. Dit risico is komen te vervallen omdat de aannames in de meerjarenbegroting in het licht van de lage rentestand voldoende zekerheid bieden.
  13. Doordat de cultuurhuizen minder zijn gaan programmeren hebben zij de problemen in de exploitatie opgelost. Daarnaast wordt er vanaf 2017 extra geld beschikbaar gesteld binnen de cultuurnota voor de wijkcultuurhuizen.
  14. Dit – inmiddels openbaar risico – is vervallen omdat de financiële betrokkenheid van de gemeente bij stadion Galgenwaard is beëindigd.
  15. Dit betreft een aantal geheime risico’s en wordt toegelicht in de geheime bijlage.

Kengetallen Besluit Begroting en Verantwoorden (BBV)

Op 15 mei 2015 is het Besluit Begroting en Verantwoorden (BBV) gewijzigd. In de paragraaf Risicomanagement en weerstandsvermogen worden voortaan vijf kengetallen opgenomen. De kengetallen zijn getallen die de verhouding uitdrukken tussen bepaalde onderdelen van de begroting of de balans en kunnen helpen bij de beoordeling van de financiële positie. Deze kengetallen hebben geen functie als normeringsinstrument maar zijn juist bedoeld om de gemeentelijke financiële positie voor raadsleden inzichtelijker te maken en de onderlinge vergelijkbaarheid tussen gemeenten te vergroten.

Verslag 2014

Begroting 2015

Begroting 2016

Netto schuldquote

64,0%

73,7%

74,3%

Netto schuldquote gecorrigeerd voor alle verstrekte leningen

59,2%

69,3%

70,2%

Solvabiliteitsrisico

33,5%

32,5%

32,5%

Structurele exploitatieruimte

0,5%

-0,6%

-0,1%

Grondexploitatie

6,5%

7,2%

8,8%

Belastingcapaciteit

101,4%

100,0%

99,7%

Deze kengetallen (met uitzondering van het solvabiliteitsrisico) komen overeen met de gegevens die wij gebruiken voor de paragrafen Wendbaarheid en Weerbaarheid (2.1) en Financiering (2.4). Daar geven wij zoals gebruikelijk een duiding van de financiële positie van de gemeente. Voor de Programmabegroting 2017 zullen wij bezien op welke manier de verplichte BBV-kengetallen in samenhang met bovengenoemde paragrafen kunnen worden gepresenteerd.