Actualisatie financieel beeld

Actualisatie financieel beeld

In de Programmabegroting nemen wij het financieel beeld uit de Voorjaarsnota 2015 als uitgangspunt. Onderstaand worden de ontwikkelingen toegelicht die zich na het vaststellen van de Voorjaarsnota 2015 hebben voorgedaan.

Het financieel beeld

2016

2017

2018

2019

Stand Voorjaarsnota 2015

0,00

0,00

0,60

2,00

Meicirculaire 2015

2,20

-2,40

-1,80

-1,10

Objectief verdeelmodel Inkomensdeel WWB

1,00

PM

PM

PM

Saldo

3,20

-2,40

-1,20

0,90

Bedragen in miljoenen euro's. - is negatief voor het financieel beeld.

Het financieel beeld is structureel sluitend met 0,90 miljoen euro positief. De afzonderlijke jarenschijven sluiten niet allemaal op nul maar cumulatief sluit de meerjarenraming met 0,50 miljoen euro positief. Bovenstaande financiële ontwikkelingen worden betrokken bij de eerstkomende integrale afweging bij de Voorjaarsnota 2016.

Meicirculaire 2015

De gevolgen van de maatregelen, die zijn beschreven in de meicirculaire, leiden tot nieuwe inzichten. Hierover hebben wij u geïnformeerd in raadsbrief 15.506153.

Gevolgen meicirculaire

2016

2017

2018

2019

Accres

0,00

-4,60

-4,00

-3,30

Overige ontwikkelingen

2,20

2,20

2,20

2,20

Corresponderende posten

0,00

0,00

0,00

0,00

Mutatie financieel beeld

2,20

-2,40

-1,80

-1,10

Bedragen in miljoenen euro's. - is negatief voor het financieel beeld.

Het accres van het jaar 2016 ontwikkelt zich neutraal. De jaarschijven 2017 tot en met 2019 laten een aflopend negatief beeld zien. De accressen volgen de stijging van de Rijksuitgaven, dit op grond van de trap-op-trap-af systematiek. Naast de accressen zijn er nog een tweetal andere ontwikkelingen; de herijking is 0,8 miljoen euro minder negatief dan bij de Voorjaarsnota 2015 werd verwacht. Daarnaast is de ontwikkeling van de WOZ –waarde lager uitgevallen dan in eerste instantie geraamd, dit leidt ook tot een positieve bijstelling van 1,4 miljoen euro.

Corresponderende posten

Corresponderende posten meicirculaire

2016

2017

2018

2019

Mutatie algemene uitkering corresponderende posten

-13,10

-16,50

-15,70

-14,80

Doorvertalen aan de inhoudelijke programma's

13,10

16,50

15,70

14,80

Mutatie financieel beeld

0,00

0,00

0,00

0,00

Bedragen in miljoenen euro's. - is negatief voor het financieel beeld.

Naast accressen bevat de meicirculaire ook corresponderende posten. De noodzakelijkheid van het door vertalen van de corresponderende posten naar de inhoudelijk programma’s is getoetst aan de hand van de beantwoording op de onderstaande vragen:

Wat zijn de huidige uitgaven aan de taak die is gerelateerd aan de corresponderende post?

Hoeveel is er daadwerkelijk (extra) nodig om deze(extra/geïntensiveerde) taak uit te voeren?
Zijn we verplicht deze taak uit te voeren?
Wat zijn de maatschappelijke effecten als we de niet verplichte taak wel gaan uitvoeren?
Negatieve corresponderende posten worden wel door vertaald, tenzij dat op grond van vastgesteld gemeentelijk beleid in redelijkheid niet kan.

Indien het niet nodig is om een budget toe te voegen aan een inhoudelijk programma valt dit in beginsel vrij aan de algemene middelen. In bijlage 5 vindt u de correspondeerde posten. Na besluitvorming worden de budgeten middels een begrotingswijziging gemuteerd op de betreffende inhoudelijke programma’s.

Integratie-uitkering sociaal domein

In raadsbrief 15.506153 hebben wij u ingelicht over de veranderingen van de bedragen binnen de integratie-uitkering sociaal domein. Er hebben zich sindsdien geen nieuwe ontwikkelingen voorgedaan. De mutaties zijn onderdeel van de corresponderende posten.

Objectief verdeelmodel Inkomensdeel WWB
De aanpassing van het vangnet in het objectief verdeelmodel is voor 2016 aangepast. Het aangepaste vangnet maximeert het tekort op de bijstand in 2016 op maximaal 5% van het budget in plaats van 7,5%. Voor 2016 was uitgegaan van een tekort op de bijstand van 10,0 miljoen euro. Toepassing van het nieuwe vangnetpercentage betekent dat dit tekort maximaal 9,0 miljoen bedraagt. Voor het financiële beeld in 2016 leidt dit tot een voordeel van 1,00 miljoen euro. De structurele doorwerking naar 2017 en verder is nog ongewis.

Loonontwikkeling

Conform besluit bij de Voorjaarsnota 2015 is in de Programmabegroting 2016 budgetruimte opgenomen voor indexatie van de loonkosten met in totaal 1%. Dit percentage is gebaseerd op cijfers van het Centraal Planbureau over loon- en prijsontwikkelingen. Op het moment van samenstelling van deze begroting moeten de cao-onderhandelingen nog van start gaan. Vooralsnog is een stijging van de loonkosten van minimaal 0,74% realistisch, gezien het akkoord uit Landelijk Overleg Gemeentelijke Arbeidsvoorwaarden (LOGA) van 7 juli 2015. Daarnaast is een belangrijke factor voor de omvang van de loonkosten de ontwikkeling van ABP-werkgeverspremies. De werkgeverspremies zijn pas bekend aan het eind van 2015. Er zijn ontwikkelingen met een mogelijk verhogend effect op de ABP-premies. Zo is de rekenrente verlaagd en worden pensioenfondsen verplicht de dekkingsgraad anders te berekenen. De nieuw berekende financiële positie van de pensioenfondsen kan aanleiding zijn voor maatregelen in de vorm van hogere werkgeverspremies en dus hogere loonkosten. Door bovenstaande ontwikkelingen is onzeker of de 1% budgetruimte voldoende is. Bij de Voorjaarsnota 2016 maken wij een nieuwe raming van de loonkosten op basis van de actuele ontwikkelingen en passen zo nodig het indexpercentage aan.

Naast de bovenstaande ontwikkelingen is er een verandering van indexeringssystematiek van pensioenen doorgevoerd. De pensioenpremie in 2016 wordt gebaseerd op de prijsontwikkeling in plaats van de loonontwikkeling. Dit heeft een verlagend effect op de pensioenpremies. Dit voordeel wordt zoals overeengekomen tussen de VNG en de bonden, aangewend voor een structurele loonsverhoging van 1,4% vanaf 1 januari 2016. Voor de gemeente is dit budgettair neutraal.

Individueel keuzebudget (IKB)

Op 1 januari 2017 wordt als onderdeel van de cao het Individueel keuzebudget ingevoerd, waarbij gemeenteambtenaren de mogelijkheid krijgen om het vakantiegeld e.d. per maand uit te laten betalen in plaats van één keer per jaar zoals nu het geval is. Onder leiding van de VNG worden de implicaties van de invoering uitgewerkt. In de huidige uitwerking van het IKB zouden medewerkers nu in het startjaar zowel aanspraak kunnen maken op het reeds opgebouwde vakantiegeld van de periode 1 juni t/m 31 december voorgaande jaar als op het gehele vakantiegeld in het nieuwe kalenderjaar, in totaal dus negentien maanden vakantiegeld. Dit zou enerzijds leiden tot een niet voorzien voordeel voor medewerkers en anderzijds ook tot een extra last voor gemeenten. Voor de gemeente Utrecht zou dit een incidenteel nadeel betekenen van circa 8 miljoen euro en 0,25 miljoen euro voor het personeel bij de gemeenschappelijke regelingen waar Utrecht in deelneemt. Bij elkaar 8,25 miljoen euro. Door de G32 is verzocht om te kijken naar andere vormen van invoering, waardoor dit onvoorziene effect kan worden vermeden. Uit behoedzaamheid kiezen we desalniettemin ervoor dit mogelijk optredende onvoorziene effect in het overzicht met risico’s op te nemen, ook omdat de uitkomst van de lobby die we voeren onzeker is. In de paragraaf Risicomanagement en weerstandsvermogen wordt bij de nieuwe risico’s toelichting gegeven over de wijze van verwerking.