Stadsgewest vergelijkingsbasis laagste werkloosheid

Stadsgewest vergelijkingsbasis laagste werkloosheid

Tabel 1: Benchmark Utrechtse werkloosheid Utrecht (2014)


Wanneer we sec kijken naar alle Nederlandse gemeenten, staat Utrecht in 2014 op de 343ste plaats met een werkloosheidspercentage van 7,6%. Het landelijk gemiddelde lag in 2014 op 7,4%. De werkloosheid in Utrecht is de laatste jaren vaak lager geweest dan het landelijk gemiddelde. De gemeente Veere (22.000 inwoners) had in 2014 het laagste werkloosheidspercentage van Nederland (4,5%). Dit betreft puur een getalsvergelijking. Qua karakteristieken en problematiek kan Utrecht zich als grote stad, op het gebied van werkloosheid, niet meten met dergelijke kleine gemeenten. Wanneer we echter kijken naar de 30 grootste Nederlandse gemeenten, kent Utrecht een relatief laag werkloosheidspercentage en neemt de gemeente Utrecht de 11e plaats in. Utrecht heeft een beduidend lagere werkloosheid dan de andere G4 steden Amsterdam, Rotterdam en Den Haag.

Maar werkloosheid gaat over vraag naar en aanbod van werk, de arbeidsmarkt. En een arbeidsmarkt beperkt zich niet tot gemeentegrenzen. Voor de benchmark ‘laagste werkloosheid van Nederland’ vergelijken we daarom bij voorkeur het functionele stedelijk gebied Utrecht met vergelijkbare regio’s. Het CBS hanteert daarvoor een indeling in stadsgewesten. Een stadsgewest bestaat uit een grootstedelijke agglomeratie en het omringende gebied met daarbinnen gelegen kleinere kernen die met die agglomeratie door allerlei relaties met elkaar zijn verbonden. Die relaties hebben betrekking op het dagelijks verkeer tussen woon- en werkplaats, verhuizingen van huishoudens en bedrijven en het gebruik van stedelijke voorzieningen. Als zodanig kan het stadsgewest daarom worden beschouwd als een combinatie van een regionaal arbeid-, woning- en verzorgingsgebied. Het CBS onderscheidt 22 stadsgewesten in Nederland. Het stadsgewest Utrecht betreft de gemeenten Utrecht, Stichtse Vecht, Nieuwegein, IJsselstein, De Bilt, Zeist, Bunnik en Houten. Wanneer we kijken naar werkloosheid, neemt Utrecht een zesde plaats in op deze lijst (6,8%) en moet de stadsgewesten Zwolle (6,3%), Leiden (6,3%), Haarlem (6,4%), Amersfoort (6,5%) en Apeldoorn (6,7%) nu boven zich dulden.

Maar een vergelijking tussen stadsgewesten, is slechts één voorbeeld van een regionale schaal. Een aantal acties uit het Uitvoeringsplan Werken aan werk, bijvoorbeeld de aanpak van jeugdwerkloosheid, is gekoppeld aan een indeling van het UWV die Nederland verdeelt in 35 Arbeidsmarktregio’s. De gemeente Utrecht is centrumgemeente van de arbeidsmarktregio Midden-Utrecht. Van de 35 Arbeidsmarktregio’s, staat Utrecht op een 13e plaats. Arbeidsmarktregio’s die beter dan Utrecht scoren, zijn bijvoorbeeld Zeeland, Midden-Limburg, IJsselvechtstreek en Midden-Holland. Het is niet direct duidelijk welke gemeenten samen een arbeidsmarktregio vormen. Ook zijn er arbeidsmarktregio’s die geen grootstedelijke agglomeratie bevatten. De vraag rijst daarmee, of de indeling in arbeidsmarktregio’s een goede vergelijkingsbasis is.

In U10 verband wordt gewerkt aan een ruimtelijk-economische agenda. De U10 betreft het Stadsgewest Utrecht plus de gemeenten Woerden en Vianen. Voor de Arbeidsmarktmonitor 2015 zijn de werkloosheidscijfers voor de U10 in kaart gebracht. Het is echter niet mogelijk om de werkloosheid van de U10-regio te vergelijken met andere regio’s omdat een objectieve vergelijkingsbasis ontbreekt.

Onze ambitie is om te komen tot de laagste werkloosheid van Nederland. De vergelijking tussen stadsgewesten geeft Utrecht daarvoor een goede uitgangspositie en biedt ons kansen om te leren van de successen van de vijf beter scorende stadsgewesten. We verwachten dat het verwezenlijken van onze ambities ook leidt tot een verbeterde score van Utrecht in de andere lijsten van vergelijkingen.

De ambitie krijgt vorm langs drie actielijnen, die elkaar versterken: inzetten op bedrijvigheid, kansen scheppen om mensen (naar vermogen) aan de slag te helpen en het inzetten op preventieve aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt. Verschillende programma’s in de programmabegroting leveren een bijdrage aan deze ambitie. De ambitie is dus programma overstijgend. Bovendien zijn niet alle resultaten en effecten die van invloed zijn op het werkloosheidspercentage, terug te herleiden naar één programma. Zo zet het programma Economie in op extra acquisitie wat moet leiden tot een toename van werkgelegenheid en aantal banen, maar dit leidt niet automatisch tot een afname van het aantal werkzoekenden in de indicatoren van het programma Werk en Inkomen. Immers, een baan in Utrecht, wordt niet automatisch ingevuld door een inwoner uit de stad Utrecht. Door verdergaande automatisering zien we sommige (middenkader) functies verdwijnen, een onomkeerbaar proces dat negatieve gevolgen heeft voor het totale banenaanbod in stad en regio. Door demografische trends als vergrijzing of bevolkingsgroei kunnen beroepsbevolking of aantallen werkzoekenden krimpen of stijgen, wat gevolgen kan hebben voor het werkloosheidspercentage. Ook regionale factoren, zoals een hoge werkloosheid in omliggende gemeenten, hebben invloed op het werkloosheidspercentage van het stadsgewest Utrecht. Dit onderstreept het belang van regionale samenwerking. Tenslotte kunnen beschikbare werkzoekenden niet automatisch worden gekoppeld aan beschikbare functies omdat kwalificaties van beschikbare werkzoekenden niet aansluiten bij de vraag naar personeel.

Inmiddels lijkt het economisch tij te keren na enkele jaren van economische krimp. Naar verwachting zien we daarvan in de Utrechtse regio al snel effecten, zoals groei van werkgelegenheid- zonder dat we de illusie mogen en willen wekken dat deze groei volledig toe te schrijven is aan onze inspanningen op dat terrein. De indicatoren in deze programmabegroting zijn slechts een deel van de voor een arbeidsmarkt bepalende factoren en liggen grotendeels buiten onze invloedssfeer. Wel zijn lange termijn oplossingen voor arbeidsmarktvraagstukken nodig om te zorgen dat het (toekomstig) banenaanbod aansluit bij de kwalificaties van de beschikbare beroepsbevolking, zodat talenten van een ieder worden ingezet naar vermogen. Het vraagt om een integrale aanpak en samenwerking tussen overheid, bedrijfsleven en onderwijsinstellingen.

Indicatoren die bijdragen aan het bereiken van deze doelstelling zijn te vinden in de Hoofdstukken Werk en Inkomen, Economie en Onderwijs. Ook de regionale samenwerking met partners in de regio (Hoofdstuk Bewoners en Bestuur) draagt bij aan het bereiken van onze doelstellingen.

Zo geven we vanuit diverse programma’s, samenwerkingsverbanden en invalshoeken vorm aan onze ambitie. Zo werken we aan werk, met als ultiem doel de laagste werkloosheid van Nederland.